Niederländisch
Detailed Synonyms for bundel in Niederländisch
bundel:
-
de bundel
-
de bundel
-
de bundel
-
de bundel
Verwandte Wörter für "bundel":
bundel form of bundelen:
-
bundelen
Konjugationen für bundelen:
o.t.t.
- bundel
- bundelt
- bundelt
- bundelen
- bundelen
- bundelen
o.v.t.
- bundelde
- bundelde
- bundelde
- bundelden
- bundelden
- bundelden
v.t.t.
- heb gebundeld
- hebt gebundeld
- heeft gebundeld
- hebben gebundeld
- hebben gebundeld
- hebben gebundeld
v.v.t.
- had gebundeld
- had gebundeld
- had gebundeld
- hadden gebundeld
- hadden gebundeld
- hadden gebundeld
o.t.t.t.
- zal bundelen
- zult bundelen
- zal bundelen
- zullen bundelen
- zullen bundelen
- zullen bundelen
o.v.t.t.
- zou bundelen
- zou bundelen
- zou bundelen
- zouden bundelen
- zouden bundelen
- zouden bundelen
en verder
- is gebundeld
- zijn gebundeld
diversen
- bundel!
- bundelt!
- gebundeld
- bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze