Niederländisch
Detailed Synonyms for dichten in Niederländisch
dichten:
-
dichten
-
dichten
-
dichten
-
dichten
-
dichten
-
dichten
Konjugationen für dichten:
o.t.t.
- dicht
- dicht
- dicht
- dichten
- dichten
- dichten
o.v.t.
- dichtte
- dichtte
- dichtte
- dichtten
- dichtten
- dichtten
v.t.t.
- heb gedicht
- hebt gedicht
- heeft gedicht
- hebben gedicht
- hebben gedicht
- hebben gedicht
v.v.t.
- had gedicht
- had gedicht
- had gedicht
- hadden gedicht
- hadden gedicht
- hadden gedicht
o.t.t.t.
- zal dichten
- zult dichten
- zal dichten
- zullen dichten
- zullen dichten
- zullen dichten
o.v.t.t.
- zou dichten
- zou dichten
- zou dichten
- zouden dichten
- zouden dichten
- zouden dichten
diversen
- dicht!
- dicht!
- gedicht
- dichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze