Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. flauwvallen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for flauwvallen in Niederländisch

flauwvallen:

flauwvallen Verb (val flauw, valt flauw, viel flauw, vielen flauw, flauwgevallen)

  1. flauwvallen
    flauwvallen; wegraken
    • flauwvallen Verb (val flauw, valt flauw, viel flauw, vielen flauw, flauwgevallen)
    • wegraken Verb (raak weg, raakt weg, raakte weg, raakten weg, weggeraakt)

Konjugationen für flauwvallen:

o.t.t.
  1. val flauw
  2. valt flauw
  3. valt flauw
  4. vallen flauw
  5. vallen flauw
  6. vallen flauw
o.v.t.
  1. viel flauw
  2. viel flauw
  3. viel flauw
  4. vielen flauw
  5. vielen flauw
  6. vielen flauw
v.t.t.
  1. ben flauwgevallen
  2. bent flauwgevallen
  3. is flauwgevallen
  4. zijn flauwgevallen
  5. zijn flauwgevallen
  6. zijn flauwgevallen
v.v.t.
  1. was flauwgevallen
  2. was flauwgevallen
  3. was flauwgevallen
  4. waren flauwgevallen
  5. waren flauwgevallen
  6. waren flauwgevallen
o.t.t.t.
  1. zal flauwvallen
  2. zult flauwvallen
  3. zal flauwvallen
  4. zullen flauwvallen
  5. zullen flauwvallen
  6. zullen flauwvallen
o.v.t.t.
  1. zou flauwvallen
  2. zou flauwvallen
  3. zou flauwvallen
  4. zouden flauwvallen
  5. zouden flauwvallen
  6. zouden flauwvallen
diversen
  1. val flauw!
  2. valt flauw!
  3. flauwgevallen
  4. flauwvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze