Niederländisch
Detailed Synonyms for geloof in Niederländisch
geloof:
-
het geloof
-
het geloof
-
het geloof
-
het geloof
– de overtuiging dat je denkt dat het waar is 1 -
het geloof
– vertrouwen in het bestaan van een god 1
Verwandte Definitionen für "geloof":
geloof form of geloven:
-
geloven
-
geloven
– denken dat het waar is 1 -
geloven
– helemaal op iets of iemand vertrouwen 1
Konjugationen für geloven:
o.t.t.
- geloof
- gelooft
- gelooft
- geloven
- geloven
- geloven
o.v.t.
- geloofde
- geloofde
- geloofde
- geloofden
- geloofden
- geloofden
v.t.t.
- heb geloofd
- hebt geloofd
- heeft geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
v.v.t.
- had geloofd
- had geloofd
- had geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
o.t.t.t.
- zal geloven
- zult geloven
- zal geloven
- zullen geloven
- zullen geloven
- zullen geloven
o.v.t.t.
- zou geloven
- zou geloven
- zou geloven
- zouden geloven
- zouden geloven
- zouden geloven
en verder
- ben geloofd
- bent geloofd
- is geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
diversen
- geloof!
- gelooft!
- geloofd
- gelovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze