Niederländisch
Detailed Synonyms for getroffen in Niederländisch
getroffen:
-
getroffen
-
getroffen
getroffen; geraakt; kapot van; geëmotioneerd; aangedaan; aangeslagen; geroerd; aangegrepen-
getroffen Adjektiv
-
geraakt Adjektiv
-
kapot van Adjektiv
-
geëmotioneerd Adjektiv
-
aangedaan Adjektiv
-
aangeslagen Adjektiv
-
geroerd Adjektiv
-
aangegrepen Adjektiv
-
-
getroffen
verschrikt; ontsteld; onthutst; getroffen-
verschrikt Adjektiv
-
ontsteld Adjektiv
-
onthutst Adjektiv
-
getroffen Adjektiv
-
-
getroffen
Verwandte Wörter für "getroffen":
getroffen form of treffen:
-
treffen
-
treffen
-
treffen
-
treffen
-
treffen
-
treffen
-
treffen
– iemand toevallig tegenkomen 1 -
treffen
– hem een klap, schot of stoot toebrengen 1
Konjugationen für treffen:
o.t.t.
- tref
- treft
- treft
- treffen
- treffen
- treffen
o.v.t.
- trof
- trof
- trof
- troffen
- troffen
- troffen
v.t.t.
- heb getroffen
- hebt getroffen
- heeft getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
v.v.t.
- had getroffen
- had getroffen
- had getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
o.t.t.t.
- zal treffen
- zult treffen
- zal treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
o.v.t.t.
- zou treffen
- zou treffen
- zou treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
en verder
- ben getroffen
- bent getroffen
- is getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
diversen
- tref!
- treft!
- getroffen
- treffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het treffen
-
het treffen