Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. herplaatsen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for herplaatsen in Niederländisch

herplaatsen:

herplaatsen Verb (herplaats, herplaatst, herplaatste, herplaatsten, herplaatst)

  1. herplaatsen
    herbenoemen; herplaatsen; herkiezen; opnieuw benoemen
    • herbenoemen Verb (herbenoem, herbenoemt, herbenoemde, herbenoemden, herbenoemd)
    • herplaatsen Verb (herplaats, herplaatst, herplaatste, herplaatsten, herplaatst)
    • herkiezen Verb (herkies, herkiest, herkoos, herkozen, herkozen)

Konjugationen für herplaatsen:

o.t.t.
  1. herplaats
  2. herplaatst
  3. herplaatst
  4. herplaatsen
  5. herplaatsen
  6. herplaatsen
o.v.t.
  1. herplaatste
  2. herplaatste
  3. herplaatste
  4. herplaatsten
  5. herplaatsten
  6. herplaatsten
v.t.t.
  1. heb herplaatst
  2. hebt herplaatst
  3. heeft herplaatst
  4. hebben herplaatst
  5. hebben herplaatst
  6. hebben herplaatst
v.v.t.
  1. had herplaatst
  2. had herplaatst
  3. had herplaatst
  4. hadden herplaatst
  5. hadden herplaatst
  6. hadden herplaatst
o.t.t.t.
  1. zal herplaatsen
  2. zult herplaatsen
  3. zal herplaatsen
  4. zullen herplaatsen
  5. zullen herplaatsen
  6. zullen herplaatsen
o.v.t.t.
  1. zou herplaatsen
  2. zou herplaatsen
  3. zou herplaatsen
  4. zouden herplaatsen
  5. zouden herplaatsen
  6. zouden herplaatsen
en verder
  1. is herplaatst
  2. zijn herplaatst
diversen
  1. herplaats!
  2. herplaatst!
  3. herplaatst
  4. herplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze