Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. nekken:
  2. nek:


Niederländisch

Detailed Synonyms for nekken in Niederländisch

nekken:

nekken Verb (nek, nekt, nekte, nekten, genekt)

  1. nekken
    ruïneren; in de war sturen; bederven; verzieken; nekken

Konjugationen für nekken:

o.t.t.
  1. nek
  2. nekt
  3. nekt
  4. nekken
  5. nekken
  6. nekken
o.v.t.
  1. nekte
  2. nekte
  3. nekte
  4. nekten
  5. nekten
  6. nekten
v.t.t.
  1. heb genekt
  2. hebt genekt
  3. heeft genekt
  4. hebben genekt
  5. hebben genekt
  6. hebben genekt
v.v.t.
  1. had genekt
  2. had genekt
  3. had genekt
  4. hadden genekt
  5. hadden genekt
  6. hadden genekt
o.t.t.t.
  1. zal nekken
  2. zult nekken
  3. zal nekken
  4. zullen nekken
  5. zullen nekken
  6. zullen nekken
o.v.t.t.
  1. zou nekken
  2. zou nekken
  3. zou nekken
  4. zouden nekken
  5. zouden nekken
  6. zouden nekken
en verder
  1. ben genekt
  2. bent genekt
  3. is genekt
  4. zijn genekt
  5. zijn genekt
  6. zijn genekt
diversen
  1. nek!
  2. nekt!
  3. genekt
  4. nekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "nekken":


nekken form of nek:

nek [de ~ (m)] Nomen

  1. de nek
    de hals; de nek
    • hals [de ~ (m)] Nomen
    • nek [de ~ (m)] Nomen
  2. de nek
    – lichaamsdeel waarmee het hoofd aan de romp zit 1
    de nek; de hals
    – lichaamsdeel waarmee het hoofd aan de romp zit 1
    • nek [de ~ (m)] Nomen
      • hij heeft een sjaal om zijn nek1
    • hals [de ~ (m)] Nomen
      • om haar hals had ze een mooie ketting1

Verwandte Wörter für "nek":


Alternate Synonyms for "nek":


Verwandte Definitionen für "nek":

  1. lichaamsdeel waarmee het hoofd aan de romp zit1
    • hij heeft een sjaal om zijn nek1