Niederländisch

Detailed Synonyms for nijdig in Niederländisch

nijdig:

nijdig Adjektiv

  1. nijdig
    jaloers; afgunstig; nijdig
  2. nijdig
    kwaad; boos; razend; furieus; nijdig; woest; vertoornd; spinnijdig; ziedend; toornig
  3. nijdig
    kwaad; boos; gebelgd; giftig; verbolgen; nijdig; vertoornd
  4. nijdig
    kwaad; boos; furieus; woedend; hels; razend; nijdig; woest; dol; laaiend; tierend
  5. nijdig
    kwaad; woedend; zeer boos; giftig; bitter; nijdig
  6. nijdig
    – als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft 1
    boos; kwaad; nijdig
    – als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft 1
    • boos Adjektiv
      • ik ben boos op Gerard1
    • kwaad Adjektiv
      • hij was erg kwaad op de man die hem aanreed1
    • nijdig Adjektiv
      • nijdig gooide hij het boek op de grond1

Verwandte Wörter für "nijdig":

  • nijdigheid, nijdigst, nijdigste, nijdige

Alternate Synonyms for "nijdig":


Antonyme für "nijdig":


Verwandte Definitionen für "nijdig":

  1. als je je opwindt omdat je hem ergens de schuld van geeft1
    • nijdig gooide hij het boek op de grond1