Niederländisch
Detailed Synonyms for opgedragen in Niederländisch
opgedragen:
-
opgedragen
opdragen:
-
opdragen
-
opdragen
-
opdragen
-
opdragen
Konjugationen für opdragen:
o.t.t.
- draag op
- draagt op
- draagt op
- dragen op
- dragen op
- dragen op
o.v.t.
- droeg op
- droeg op
- droeg op
- droegen op
- droegen op
- droegen op
v.t.t.
- heb opgedragen
- hebt opgedragen
- heeft opgedragen
- hebben opgedragen
- hebben opgedragen
- hebben opgedragen
v.v.t.
- had opgedragen
- had opgedragen
- had opgedragen
- hadden opgedragen
- hadden opgedragen
- hadden opgedragen
o.t.t.t.
- zal opdragen
- zult opdragen
- zal opdragen
- zullen opdragen
- zullen opdragen
- zullen opdragen
o.v.t.t.
- zou opdragen
- zou opdragen
- zou opdragen
- zouden opdragen
- zouden opdragen
- zouden opdragen
en verder
- is opgedragen
diversen
- draag op!
- draagt op!
- opgedragen
- opdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze