Niederländisch
Detailed Synonyms for oprichten in Niederländisch
oprichten:
-
oprichten
-
oprichten
-
oprichten
– het laten ontstaan 1 -
oprichten
– rechtop gaan staan of zitten 1
Konjugationen für oprichten:
o.t.t.
- richt op
- richt op
- richt op
- richten op
- richten op
- richten op
o.v.t.
- richtte op
- richtte op
- richtte op
- richtten op
- richtten op
- richtten op
v.t.t.
- heb opgericht
- hebt opgericht
- heeft opgericht
- hebben opgericht
- hebben opgericht
- hebben opgericht
v.v.t.
- had opgericht
- had opgericht
- had opgericht
- hadden opgericht
- hadden opgericht
- hadden opgericht
o.t.t.t.
- zal oprichten
- zult oprichten
- zal oprichten
- zullen oprichten
- zullen oprichten
- zullen oprichten
o.v.t.t.
- zou oprichten
- zou oprichten
- zou oprichten
- zouden oprichten
- zouden oprichten
- zouden oprichten
en verder
- ben opgericht
- bent opgericht
- is opgericht
- zijn opgericht
- zijn opgericht
- zijn opgericht
diversen
- richt op!
- richtt op!
- opgericht
- oprichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze