Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. razen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for razen in Niederländisch

razen:

razen Verb (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)

  1. razen
    fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; te keer gaan
    • fulmineren Verb (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
    • razen Verb (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • tekeergaan Verb (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • tieren Verb (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
    • te keer gaan Verb (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)
  2. razen
    razen; woeden; tekeergaan
    • razen Verb (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • woeden Verb (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)
    • tekeergaan Verb (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
  3. razen
    razen; tekeergaan; tieren; fulmineren
    • razen Verb (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • tekeergaan Verb (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
    • tieren Verb (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
    • fulmineren Verb (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)

Konjugationen für razen:

o.t.t.
  1. raas
  2. raast
  3. raast
  4. razen
  5. razen
  6. razen
o.v.t.
  1. raasde
  2. raasde
  3. raasde
  4. raasden
  5. raasden
  6. raasden
v.t.t.
  1. ben geraasd
  2. bent geraasd
  3. is geraasd
  4. zijn geraasd
  5. zijn geraasd
  6. zijn geraasd
v.v.t.
  1. was geraasd
  2. was geraasd
  3. was geraasd
  4. waren geraasd
  5. waren geraasd
  6. waren geraasd
o.t.t.t.
  1. zal razen
  2. zult razen
  3. zal razen
  4. zullen razen
  5. zullen razen
  6. zullen razen
o.v.t.t.
  1. zou razen
  2. zou razen
  3. zou razen
  4. zouden razen
  5. zouden razen
  6. zouden razen
diversen
  1. raas!
  2. raast!
  3. geraasd
  4. razend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze