Niederländisch
Detailed Synonyms for stuitend in Niederländisch
stuitend:
-
stuitend
-
stuitend
walgelijk; weerzinwekkend; vies; ranzig; goor; onverkwikkelijk; smerig; stuitend-
walgelijk Adjektiv
-
weerzinwekkend Adjektiv
-
vies Adjektiv
-
ranzig Adjektiv
-
goor Adjektiv
-
onverkwikkelijk Adjektiv
-
smerig Adjektiv
-
stuitend Adjektiv
-
Verwandte Wörter für "stuitend":
stuitend form of stuiten:
-
stuiten
Konjugationen für stuiten:
o.t.t.
- stuit
- stuit
- stuit
- stuiten
- stuiten
- stuiten
o.v.t.
- stuitte
- stuitte
- stuitte
- stuitten
- stuitten
- stuitten
v.t.t.
- heb gestuit
- hebt gestuit
- heeft gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
v.v.t.
- had gestuit
- had gestuit
- had gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
o.t.t.t.
- zal stuiten
- zult stuiten
- zal stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
o.v.t.t.
- zou stuiten
- zou stuiten
- zou stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
en verder
- ben gestuit
- bent gestuit
- is gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
diversen
- stuit!
- stuitt!
- gestuit
- stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stuiten