Niederländisch

Detailed Synonyms for stukje in Niederländisch

stukje:

stukje [het ~] Nomen

  1. het stukje
    het stukje; het fragmentje; het klein stukje; het snippertje; het brokje; het eindje; het partje

Verwandte Wörter für "stukje":


stukje form of stuk:

stuk [het ~] Nomen

  1. het stuk
    het stuk; het deel; het gedeelte; de part; de fractie
  2. het stuk
    het onderdeel; de component; het deel; het bestanddeel; het ingrediënt; het basisbestanddeel; het stuk; de element; de fractie
  3. het stuk
    de spetter; het stuk; de kanjer
  4. het stuk
    het toneelstuk; het stuk; het schouwspel; het drama
  5. het stuk
    het gewichtstuk; het stuk; het kanon
  6. het stuk
    mooi persoon; het stuk
  7. het stuk
    het artikel; de publicatie; het stuk
  8. het stuk
    – tekst in krant of tijdschrift 1
    het stuk; het artikel
    – tekst in krant of tijdschrift 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • hij schreef een stuk over kindermishandeling1
    • artikel [het ~] Nomen
      • wie heeft dit artikel geschreven?1
  9. het stuk
    – wat kleiner is dan het totaal 1
    het deel; het stuk; het gedeelte; het element; de part
    – wat kleiner is dan het totaal 1
    • deel [het ~] Nomen
      • je krijgt ook een deel van de winst1
    • stuk [het ~] Nomen
      • wil je ook een stuk taart?1
    • gedeelte [het ~] Nomen
      • in welk gedeelte van de trein wil je zitten?1
    • element [het ~] Nomen
      • deze bank bestaat uit drie elementen1
    • part [de ~] Nomen
      • ik snij de appel in partjes1
  10. het stuk
    – bepaalde afstand of lengte 1
    het stuk; het eind
    – bepaalde afstand of lengte 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • ik heb een stuk hardgelopen1
    • eind [het ~] Nomen
      • de hond liep een eindje met me mee1
  11. het stuk
    – man of vrouw met mooi lichaam 1
    het stuk
    – man of vrouw met mooi lichaam 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • ik vind die verloofde van jou een echt stuk!1
  12. het stuk
    – exemplaar van iets 1
    het stuk
    – exemplaar van iets 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • hoeveel stuks wilt u?1
  13. het stuk
    – grote hoeveelheid, veel 1
    het stuk
    – grote hoeveelheid, veel 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • hij is een stuk groter dan zijn broer1
  14. het stuk
    – kunstwerk met muziek of toneel 1
    het stuk
    – kunstwerk met muziek of toneel 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • ze spelen een stuk van Mozart1
  15. het stuk
    – papieren voor een vergadering 1
    het stuk
    – papieren voor een vergadering 1
    • stuk [het ~] Nomen
      • heb jij alle stukken bij je?1

stuk Adjektiv

  1. stuk
    beschadigd; kapot; gebarsten; stuk
  2. stuk
    kapot; gebroken; defect; stuk; onklaar; aan stukken; in stukken
  3. stuk
    buiten gebruik; defect; stuk; onklaar
  4. stuk
    gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; stuk; aan stukken
  5. stuk
    kapot; aan scherven; stuk; gebroken
  6. stuk
    – niet meer heel, niet meer werkend 1
    stuk; kapot
    – niet meer heel, niet meer werkend 1
    • stuk Adjektiv
      • het broodrooster is stuk1
    • kapot Adjektiv
      • de wekker is kapot1

Verwandte Wörter für "stuk":


Alternate Synonyms for "stuk":


Antonyme für "stuk":


Verwandte Definitionen für "stuk":

  1. tekst in krant of tijdschrift1
    • hij schreef een stuk over kindermishandeling1
  2. wat kleiner is dan het totaal1
    • wil je ook een stuk taart?1
  3. bepaalde afstand of lengte1
    • ik heb een stuk hardgelopen1
  4. niet meer heel, niet meer werkend1
    • het broodrooster is stuk1
  5. man of vrouw met mooi lichaam1
    • ik vind die verloofde van jou een echt stuk!1
  6. exemplaar van iets1
    • hoeveel stuks wilt u?1
  7. grote hoeveelheid, veel1
    • hij is een stuk groter dan zijn broer1
  8. kunstwerk met muziek of toneel1
    • ze spelen een stuk van Mozart1
  9. papieren voor een vergadering1
    • heb jij alle stukken bij je?1

Related Synonyms for stukje