Niederländisch
Detailed Synonyms for verlenen in Niederländisch
verlenen:
-
verlenen
-
verlenen
-
verlenen
– het aan iemand of iets geven 1
Konjugationen für verlenen:
o.t.t.
- verleen
- verleent
- verleent
- verlenen
- verlenen
- verlenen
o.v.t.
- verleende
- verleende
- verleende
- verleenden
- verleenden
- verleenden
v.t.t.
- heb verleend
- hebt verleend
- heeft verleend
- hebben verleend
- hebben verleend
- hebben verleend
v.v.t.
- had verleend
- had verleend
- had verleend
- hadden verleend
- hadden verleend
- hadden verleend
o.t.t.t.
- zal verlenen
- zult verlenen
- zal verlenen
- zullen verlenen
- zullen verlenen
- zullen verlenen
o.v.t.t.
- zou verlenen
- zou verlenen
- zou verlenen
- zouden verlenen
- zouden verlenen
- zouden verlenen
diversen
- verleen!
- verleent!
- verleend
- verlenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze