Niederländisch
Detailed Synonyms for vrijlaten in Niederländisch
vrijlaten:
-
vrijlaten
vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten-
in vrijheid stellen Verb (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
-
van de boeien ontdoen Verb (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
-
vrijlaten
loslaten; vrijlaten; invrijheidstellen; laten gaan; amnestie verlenen-
invrijheidstellen Verb
-
amnestie verlenen Verb (verleen amnestie, verleent amnestie, verleende amnestie, verleenden amnestie, amnestie verleend)
Konjugationen für vrijlaten:
o.t.t.
- laat vrij
- laat vrij
- laat vrij
- laten vrij
- laten vrij
- laten vrij
o.v.t.
- liet vrij
- liet vrij
- liet vrij
- lieten vrij
- lieten vrij
- lieten vrij
v.t.t.
- heb vrijgelaten
- hebt vrijgelaten
- heeft vrijgelaten
- hebben vrijgelaten
- hebben vrijgelaten
- hebben vrijgelaten
v.v.t.
- had vrijgelaten
- had vrijgelaten
- had vrijgelaten
- hadden vrijgelaten
- hadden vrijgelaten
- hadden vrijgelaten
o.t.t.t.
- zal vrijlaten
- zult vrijlaten
- zal vrijlaten
- zullen vrijlaten
- zullen vrijlaten
- zullen vrijlaten
o.v.t.t.
- zou vrijlaten
- zou vrijlaten
- zou vrijlaten
- zouden vrijlaten
- zouden vrijlaten
- zouden vrijlaten
diversen
- laat vrij!
- laat vrij!
- vrijgelaten
- vrijlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze