Niederländisch
Detailed Synonyms for wanhopen in Niederländisch
wanhopen:
-
wanhopen
Konjugationen für wanhopen:
o.t.t.
- wanhoop
- wanhoopt
- wanhoopt
- wanhopen
- wanhopen
- wanhopen
o.v.t.
- wanhoopte
- wanhoopte
- wanhoopte
- wanhoopten
- wanhoopten
- wanhoopten
v.t.t.
- heb gewanhoopt
- hebt gewanhoopt
- heeft gewanhoopt
- hebben gewanhoopt
- hebben gewanhoopt
- hebben gewanhoopt
v.v.t.
- had gewanhoopt
- had gewanhoopt
- had gewanhoopt
- hadden gewanhoopt
- hadden gewanhoopt
- hadden gewanhoopt
o.t.t.t.
- zal wanhopen
- zult wanhopen
- zal wanhopen
- zullen wanhopen
- zullen wanhopen
- zullen wanhopen
o.v.t.t.
- zou wanhopen
- zou wanhopen
- zou wanhopen
- zouden wanhopen
- zouden wanhopen
- zouden wanhopen
diversen
- wanhoop!
- wanhoopt!
- gewanhoopt
- wanhopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwandte Wörter für "wanhopen":
wanhoop:
-
de wanhoop
-
de wanhoop
– gevoel dat er niets goeds meer kan gebeuren 1