Niederländisch
Detailübersetzungen für inspringen (Niederländisch) ins Schwedisch
inspringen:
-
inspringen
-
inspringen
göra indrag-
göra indrag Verb
-
-
inspringen
Konjugationen für inspringen:
o.t.t.
- spring in
- springt in
- springt in
- springen in
- springen in
- springen in
o.v.t.
- sprong in
- sprong in
- sprong in
- sprongen in
- sprongen in
- sprongen in
v.t.t.
- ben ingesprongen
- bent ingesprongen
- is ingesprongen
- zijn ingesprongen
- zijn ingesprongen
- zijn ingesprongen
v.v.t.
- was ingesprongen
- was ingesprongen
- was ingesprongen
- waren ingesprongen
- waren ingesprongen
- waren ingesprongen
o.t.t.t.
- zal inspringen
- zult inspringen
- zal inspringen
- zullen inspringen
- zullen inspringen
- zullen inspringen
o.v.t.t.
- zou inspringen
- zou inspringen
- zou inspringen
- zouden inspringen
- zouden inspringen
- zouden inspringen
diversen
- spring in!
- springt in!
- ingesprongen
- inspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inspringen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
göra indrag | inspringen | |
hoppa in i | inspringen | |
hoppa ned i | inspringen | |
indrag | inspringen | |
stiga in i | inspringen | |
Not Specified | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
indrag | inspringing |