Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->Suche: vruchtbaarheid

Niederländische und schwedische Suchergebnisse für: vruchtbaarheid

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

vruchtbaarheid:
- fruktbarhet; fruktsamhet; fertilitet
vruchtbaar:
- lönande; vinstgivande; lukrativt
Wiktionary:
- vruchtbaarheid → rikedom
- vruchtbaar → fruktbar, frukt-, givande

Niederländisch

Detailübersetzungen für vruchtbaarheid (Niederländisch) ins Schwedisch

vruchtbaarheid:

vruchtbaarheid [de ~ (v)] Nomen

de vruchtbaarheid
fruktbarhet; fruktsamhet; fertilitet
- fruktbarhet [-en] Nomen
- fruktsamhet [-en] Nomen
- fertilitet [-en] Nomen

Übersetzung Matrix für vruchtbaarheid:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
fertilitet	vruchtbaarheid	kinderrijkdom
fruktbarhet	vruchtbaarheid
fruktsamhet	vruchtbaarheid

Verwandte Wörter für "vruchtbaarheid":

vruchtbaar

Wiktionary Übersetzungen für vruchtbaarheid:

Cross Translation:

From	To	Via
• vruchtbaarheid	→ rikedom	↔ richesse — opulence, abondance de biens.

vruchtbaarheid form of vruchtbaar:

vruchtbaar Adjektiv

vruchtbaar (winstgevend; lucratief; lonend; rendabel; produktief; voordelig; profijtelijk)
lönande; vinstgivande; lukrativt
- lönande Adjektiv
- vinstgivande Adjektiv
- lukrativt Adjektiv

Übersetzung Matrix für vruchtbaar:

Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
lukrativt	lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
lönande	lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend	commercieel; op winst gericht
vinstgivande	lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend

Verwandte Wörter für "vruchtbaar":

vruchtbaarheid, vruchtbaarst, vruchtbaarste, vruchtbare

Wiktionary Übersetzungen für vruchtbaar:

Cross Translation:

From	To	Via
• vruchtbaar	→ fruktbar	↔ fruchtbar — übertragen: mit Erfolg
• vruchtbaar	→ frukt-	↔ fruitier — Qui porter des fruits ; qui concerne les fruits.
• vruchtbaar	→ fruktbar; givande	↔ fécond — Qui produire, qui peut produire beaucoup par voie de génération, parlant des femmes, des animaux.