Niederländisch
Detailübersetzungen für bedoelen (Niederländisch) ins Schwedisch
bedoelen:
-
bedoelen (ergens iets mee willen zeggen)
-
bedoelen (ten doel hebben; beogen)
Konjugationen für bedoelen:
o.t.t.
- bedoel
- bedoelt
- bedoelt
- bedoelen
- bedoelen
- bedoelen
o.v.t.
- bedoelde
- bedoelde
- bedoelde
- bedoelden
- bedoelden
- bedoelden
v.t.t.
- heb bedoeld
- hebt bedoeld
- heeft bedoeld
- hebben bedoeld
- hebben bedoeld
- hebben bedoeld
v.v.t.
- had bedoeld
- had bedoeld
- had bedoeld
- hadden bedoeld
- hadden bedoeld
- hadden bedoeld
o.t.t.t.
- zal bedoelen
- zult bedoelen
- zal bedoelen
- zullen bedoelen
- zullen bedoelen
- zullen bedoelen
o.v.t.t.
- zou bedoelen
- zou bedoelen
- zou bedoelen
- zouden bedoelen
- zouden bedoelen
- zouden bedoelen
diversen
- bedoel!
- bedoelt!
- bedoeld
- bedoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bedoelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ha avsiktet | bedoelen; beogen; ten doel hebben | van plan zijn |
mena | bedoelen; ergens iets mee willen zeggen | doelen; menen; van mening zijn; van plan zijn; voorhebben |
sikta på | bedoelen; beogen; ergens iets mee willen zeggen; ten doel hebben | aansturen op; doel beogen; gericht werpen; ijveren; mikken; streven; viseren |
sträva efter | bedoelen; beogen; ten doel hebben | aansturen op; ambiëren; doel beogen; najagen; nastreven; trachten te verkrijgen; vervolgen; viseren |
tänka | bedoelen; beogen; ten doel hebben | nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; van plan zijn |