Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. verhoren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verhoren (Niederländisch) ins Schwedisch

verhoren:

verhoren Verb (verhoor, verhoort, verhoorde, verhoorden, verhoord)

  1. verhoren (ondervragen; uitvragen; overhoren; uithoren)
    förhöra; utfråga
    • förhöra Verb (förhör, förhörde, förhört)
    • utfråga Verb (utfrågar, utfrågade, utfrågat)

Konjugationen für verhoren:

o.t.t.
  1. verhoor
  2. verhoort
  3. verhoort
  4. verhoren
  5. verhoren
  6. verhoren
o.v.t.
  1. verhoorde
  2. verhoorde
  3. verhoorde
  4. verhoorden
  5. verhoorden
  6. verhoorden
v.t.t.
  1. heb verhoord
  2. hebt verhoord
  3. heeft verhoord
  4. hebben verhoord
  5. hebben verhoord
  6. hebben verhoord
v.v.t.
  1. had verhoord
  2. had verhoord
  3. had verhoord
  4. hadden verhoord
  5. hadden verhoord
  6. hadden verhoord
o.t.t.t.
  1. zal verhoren
  2. zult verhoren
  3. zal verhoren
  4. zullen verhoren
  5. zullen verhoren
  6. zullen verhoren
o.v.t.t.
  1. zou verhoren
  2. zou verhoren
  3. zou verhoren
  4. zouden verhoren
  5. zouden verhoren
  6. zouden verhoren
diversen
  1. verhoor!
  2. verhoort!
  3. verhoord
  4. verhorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verhoren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förhöra ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren controleren; nagaan; nakijken
utfråga ondervragen; overhoren; uithoren; uitvragen; verhoren

Wiktionary Übersetzungen für verhoren:


Cross Translation:
FromToVia
verhoren förhöra interrogate — to question or quiz