Niederländisch
Detailübersetzungen für sparen (Niederländisch) ins Schwedisch
sparen:
-
sparen (op bankrekening zetten)
banka; göra en insättning; sätta in pengar på banken-
sätta in pengar på banken Verb (sätter in pengar på banken, satte in pengar på banken, satt in pengar på banken)
-
sparen (ontzien; in acht nemen; verschonen)
-
sparen (bijeenzamelen; verzamelen; vergaren; opeenhopen; oppotten)
Konjugationen für sparen:
o.t.t.
- spaar
- spaart
- spaart
- sparen
- sparen
- sparen
o.v.t.
- spaarde
- spaarde
- spaarde
- spaarden
- spaarden
- spaarden
v.t.t.
- heb gespaard
- hebt gespaard
- heeft gespaard
- hebben gespaard
- hebben gespaard
- hebben gespaard
v.v.t.
- had gespaard
- had gespaard
- had gespaard
- hadden gespaard
- hadden gespaard
- hadden gespaard
o.t.t.t.
- zal sparen
- zult sparen
- zal sparen
- zullen sparen
- zullen sparen
- zullen sparen
o.v.t.t.
- zou sparen
- zou sparen
- zou sparen
- zouden sparen
- zouden sparen
- zouden sparen
en verder
- ben gespaard
- bent gespaard
- is gespaard
- zijn gespaard
- zijn gespaard
- zijn gespaard
diversen
- spaar!
- spaart!
- gespaard
- sparend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für sparen:
Verwandte Wörter für "sparen":
sparen form of spar:
-
de spar (sparrenboom)
Übersetzung Matrix für spar:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gran | spar; sparrenboom | den; dennenboom |
Verwandte Wörter für "spar":
Verwandte Definitionen für "spar":
Wiktionary Übersetzungen für spar:
spar
Cross Translation:
noun
-
Picea, een soort naaldboom
- spar → gran
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spar | → gran; ädelgran | ↔ fir — conifer of the genus Abies |
• spar | → gran | ↔ spruce — tree from the genus Picea |
• spar | → gran; granträ | ↔ spruce — wood of a spruce |
• spar | → gran | ↔ Fichte — Nadelbaum der Gattung Picea mit kurzen, spitzen Nadeln und hängenden Zapfen. |
• spar | → gran | ↔ sapin — (botanique) arbre conifère résineux de la famille des pinacées (conifères) à aiguilles persistantes, au tronc droit, dont le fruit est un cône. |
• spar | → granar; gran | ↔ épicéa — botan|nocat=1 arbre résineux de haute taille, proche du sapin, de la famille des pinacées. |
Schwedisch
Detailübersetzungen für sparen (Schwedisch) ins Niederländisch
sparen: (*Wort und Satz getrennt)
- spöa: toetakelen; aftuigen; afranselen; aframmelen; afrossen; in elkaar timmeren; iemand toetakelen
- ren: rendier; net; schoon; proper; rein; kuis; deugdzaam; zedig; eerzaam; netjes; gaaf; zuiver; ongerept; gereinigd; onaangeraakt; gekuist; virginaal; zedig gemaakt; onschuldig; puur; ordelijk; louter; opgeruimd; pure; zuivere; maagdelijk; onbevlekt; onversneden; onvermengd
- spå: voorspellen; wichelen; kaartleggen
- ören: centen; geldstukken; duiten