Niederländisch
Detailübersetzungen für honen (Niederländisch) ins Schwedisch
honen:
-
honen (verguizen; beschimpen)
Konjugationen für honen:
o.t.t.
- hoon
- hoont
- hoont
- honen
- honen
- honen
o.v.t.
- hoonde
- hoonde
- hoonde
- hoonden
- hoonden
- hoonden
v.t.t.
- heb gehoond
- hebt gehoond
- heeft gehoond
- hebben gehoond
- hebben gehoond
- hebben gehoond
v.v.t.
- had gehoond
- had gehoond
- had gehoond
- hadden gehoond
- hadden gehoond
- hadden gehoond
o.t.t.t.
- zal honen
- zult honen
- zal honen
- zullen honen
- zullen honen
- zullen honen
o.v.t.t.
- zou honen
- zou honen
- zou honen
- zouden honen
- zouden honen
- zouden honen
diversen
- hoon!
- hoont!
- gehoond
- honend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für honen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aga | beschimpen; honen; verguizen | |
baktala | beschimpen; honen; verguizen | |
svärta ned | beschimpen; honen; verguizen |
Verwandte Wörter für "honen":
Wiktionary Übersetzungen für honen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• honen | → håna | ↔ bafouer — traiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux. |
hoon:
-
de hoon (spotternij; bespotting; spot; sarcasme; smaad; gespot; ironie; aanfluiting)
-
de hoon (ironie; bespotting; sarcasme; spot; gespot; spotternij)
-
de hoon (hoongelach)
Übersetzung Matrix für hoon:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förakt | bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; spot; spotternij | geringschatting; minachting; schamperheid; verachting; versmading |
förlöjligande | hoon; hoongelach | bespotting; gespot; ironie; sarcasme; spot; spotternij |
gyckel | aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij | kluchten; spotternij |
gäckeri | aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij | belediging; beschimping; schamp; spot |
hån | aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; hoongelach; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij | belediging; beschimping; schamp; schamperheid; spot; spotternij; versmading |
hånskratt | hoon; hoongelach | |
spefullhet | aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij | spotternij |
åtlöje | aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij |