Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. zedeloosheid:
  2. zedeloos:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zedeloosheid (Niederländisch) ins Schwedisch

zedeloosheid:

zedeloosheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de zedeloosheid (losbandigheid; buitensporigheid; uitspatting; bandeloosheid)
  2. de zedeloosheid (immoraliteit; onzedelijkheid)
    sedlöshet; omoral

Übersetzung Matrix für zedeloosheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
laglöshet bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid
lagstridighet bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid
omoral immoraliteit; onzedelijkheid; zedeloosheid ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
rättslöshet bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid
sedlöshet immoraliteit; onzedelijkheid; zedeloosheid

Verwandte Wörter für "zedeloosheid":


Wiktionary Übersetzungen für zedeloosheid:


Cross Translation:
FromToVia
zedeloosheid sedeslöshet debauchery — debauchery

zedeloos:

zedeloos Adjektiv

  1. zedeloos (obsceen; vunzig; schuin; vies)
    omoraliskt; omoralisk; frivolt; listigt; obscent; frivol
  2. zedeloos (immoreel; onzedelijk; amoreel; onzedig)
    omoralisk; oanständigt; frivol

Übersetzung Matrix für zedeloos:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
frivol amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos frivool; hups; lichtzinnig; losbandig; loszinnig; schaamteloos; wuft
frivolt obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos frivool; hups; lichtzinnig; losbandig; loszinnig; schaamteloos; wuft
listigt obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos arglistig; berekenend; bezwaarlijk; clever; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; kien; lastig; leep; link; listig; met bezwaren; pienter; schrander; slangachtig; slim; slinks; sluw; snugger; uitgeslapen
oanständigt amoreel; immoreel; onzedelijk; onzedig; zedeloos boers; grof; hufterig; laag-bij-de-grond; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; onpassend; ontuchtig; onvertogen; onwelgevoegelijk; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onwelvoeglijk; plat; platvloers; schunnig; verkeerd; vunzig
obscent obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
omoralisk amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
omoraliskt obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos onethisch

Verwandte Wörter für "zedeloos":


Wiktionary Übersetzungen für zedeloos:


Cross Translation:
FromToVia
zedeloos föraktlig; låg abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
zedeloos ohälsosam; dålig; sjuk malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général).