Niederländisch
Schwedisch
Detailübersetzungen für stortbad (Schwedisch) ins Niederländisch
stortbad: (*Wort und Satz getrennt)
- stort: groot; dik; enorm; aanzienlijk; behoorlijk; vet; flink; fors; beduidend; aanmerkelijk; lijvig; zwaar van lijf; stevig; potig; lang; grootschalig; reuze; geweldig; breed; uitstekend; fantastisch; schitterend; omvangrijk; groots; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; volumineus; hooggespannen; uitnemend; ontzettend groot; uit de kluiten gewassen
- bad: bad
- stortå: teen; tenen; grote teen
- stört: geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd
- störa: verstoren; vertoornen; ontrieven; vervelen; ergeren; irriteren; tobben; op de zenuwen werken