Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aangenaam aandoen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aangenaam aandoen (Niederländisch) ins Schwedisch

aangenaam aandoen:

aangenaam aandoen Verb (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)

  1. aangenaam aandoen (bevallen; plezieren)
    behaga; klä; passa
    • behaga Verb (behagar, behagade, behagat)
    • klä Verb (klär, klädde, klätt)
    • passa Verb (passar, passade, passat)

Konjugationen für aangenaam aandoen:

o.t.t.
  1. doe aangenaam aan
  2. doet aangenaam aan
  3. doet aangenaam aan
  4. doen aangenaam aan
  5. doen aangenaam aan
  6. doen aangenaam aan
o.v.t.
  1. deed aangenaam aan
  2. deed aangenaam aan
  3. deed aangenaam aan
  4. deden aangenaam aan
  5. deden aangenaam aan
  6. deden aangenaam aan
v.t.t.
  1. heb aangenaam aangedaan
  2. hebt aangenaam aangedaan
  3. heeft aangenaam aangedaan
  4. hebben aangenaam aangedaan
  5. hebben aangenaam aangedaan
  6. hebben aangenaam aangedaan
v.v.t.
  1. had aangenaam aangedaan
  2. had aangenaam aangedaan
  3. had aangenaam aangedaan
  4. hadden aangenaam aangedaan
  5. hadden aangenaam aangedaan
  6. hadden aangenaam aangedaan
o.t.t.t.
  1. zal aangenaam aandoen
  2. zult aangenaam aandoen
  3. zal aangenaam aandoen
  4. zullen aangenaam aandoen
  5. zullen aangenaam aandoen
  6. zullen aangenaam aandoen
o.v.t.t.
  1. zou aangenaam aandoen
  2. zou aangenaam aandoen
  3. zou aangenaam aandoen
  4. zouden aangenaam aandoen
  5. zouden aangenaam aandoen
  6. zouden aangenaam aandoen
diversen
  1. doe aangenaam aan!
  2. doet aangenaam aan!
  3. aangenaam aangedaan
  4. aangenaam aandoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aangenaam aandoen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
behaga aangenaam aandoen; bevallen; plezieren
klä aangenaam aandoen; bevallen; plezieren bekleden; opdirken; opdoffen; optutten; overtrekken; stofferen; uitdossen; van bekleding voorzien
passa aangenaam aandoen; bevallen; plezieren bijpassen; conveniëren; deugen; gelegen komen; geschikt zijn; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; passend zijn; schikken; staan; stroken; stroken met; uitkomen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klä bedekken; met iets bestrijken

Verwandte Übersetzungen für aangenaam aandoen