Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanslepen:
  2. aanslijpen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanslepen (Niederländisch) ins Schwedisch

aanslepen:

aanslepen Verb (sleep aan, sleept aan, sleepte aan, sleepten aan, aangesleept)

  1. aanslepen
    släpa; dra
    • släpa Verb (släper, släpte, släpt)
    • dra Verb (drar, drog, dragit)

Konjugationen für aanslepen:

o.t.t.
  1. sleep aan
  2. sleept aan
  3. sleept aan
  4. slepen aan
  5. slepen aan
  6. slepen aan
o.v.t.
  1. sleepte aan
  2. sleepte aan
  3. sleepte aan
  4. sleepten aan
  5. sleepten aan
  6. sleepten aan
v.t.t.
  1. heb aangesleept
  2. hebt aangesleept
  3. heeft aangesleept
  4. hebben aangesleept
  5. hebben aangesleept
  6. hebben aangesleept
v.v.t.
  1. had aangesleept
  2. had aangesleept
  3. had aangesleept
  4. hadden aangesleept
  5. hadden aangesleept
  6. hadden aangesleept
o.t.t.t.
  1. zal aanslepen
  2. zult aanslepen
  3. zal aanslepen
  4. zullen aanslepen
  5. zullen aanslepen
  6. zullen aanslepen
o.v.t.t.
  1. zou aanslepen
  2. zou aanslepen
  3. zou aanslepen
  4. zouden aanslepen
  5. zouden aanslepen
  6. zouden aanslepen
diversen
  1. sleep aan!
  2. sleept aan!
  3. aangesleept
  4. aanslepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanslepen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dra aanslepen eruit halen; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprekken; rekken; sjorren; slepen; te voorschijn trekken
släpa aanslepen dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; trekken; voorttrekken; zeulen

aanslijpen:

aanslijpen [znw.] Nomen

  1. aanslijpen

aanslijpen Verb (slijp aan, slijpt aan, sleep aan, slepen aan, aangeslepen)

  1. aanslijpen (slijpen)
    slipa; vässa
    • slipa Verb (slipar, slipade, slipat)
    • vässa Verb (vässar, vässade, vässat)

Konjugationen für aanslijpen:

o.t.t.
  1. slijp aan
  2. slijpt aan
  3. slijpt aan
  4. slijpen aan
  5. slijpen aan
  6. slijpen aan
o.v.t.
  1. sleep aan
  2. sleep aan
  3. sleep aan
  4. slepen aan
  5. slepen aan
  6. slepen aan
v.t.t.
  1. heb aangeslepen
  2. hebt aangeslepen
  3. heeft aangeslepen
  4. hebben aangeslepen
  5. hebben aangeslepen
  6. hebben aangeslepen
v.v.t.
  1. had aangeslepen
  2. had aangeslepen
  3. had aangeslepen
  4. hadden aangeslepen
  5. hadden aangeslepen
  6. hadden aangeslepen
o.t.t.t.
  1. zal aanslijpen
  2. zult aanslijpen
  3. zal aanslijpen
  4. zullen aanslijpen
  5. zullen aanslijpen
  6. zullen aanslijpen
o.v.t.t.
  1. zou aanslijpen
  2. zou aanslijpen
  3. zou aanslijpen
  4. zouden aanslijpen
  5. zouden aanslijpen
  6. zouden aanslijpen
diversen
  1. slijp aan!
  2. slijpt aan!
  3. aangeslepen
  4. aanslijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanslijpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skärpande aanslijpen verscherping
vässande aanslijpen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
slipa aanslijpen; slijpen aanscherpen; aanspitsen; aanzetten; een slepende gang hebben; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten
vässa aanslijpen; slijpen aanscherpen; aanspitsen; scherp maken; slijpen