Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- accumuleren:
-
Wiktionary:
- accumuleren → ackumelera, ackumulera, kumulera, hopa, samla
Niederländisch
Detailübersetzungen für accumuleren (Niederländisch) ins Schwedisch
accumuleren:
-
accumuleren (opeenhopen; hopen)
-
accumuleren (zich ophopen; zich opstapelen)
Konjugationen für accumuleren:
o.t.t.
- accumuleer
- accumuleert
- accumuleert
- accumuleren
- accumuleren
- accumuleren
o.v.t.
- accumuleerde
- accumuleerde
- accumuleerde
- accumuleerden
- accumuleerden
- accumuleerden
v.t.t.
- heb geaccumuleerd
- hebt geaccumuleerd
- heeft geaccumuleerd
- hebben geaccumuleerd
- hebben geaccumuleerd
- hebben geaccumuleerd
v.v.t.
- had geaccumuleerd
- had geaccumuleerd
- had geaccumuleerd
- hadden geaccumuleerd
- hadden geaccumuleerd
- hadden geaccumuleerd
o.t.t.t.
- zal accumuleren
- zult accumuleren
- zal accumuleren
- zullen accumuleren
- zullen accumuleren
- zullen accumuleren
o.v.t.t.
- zou accumuleren
- zou accumuleren
- zou accumuleren
- zouden accumuleren
- zouden accumuleren
- zouden accumuleren
diversen
- accumuleer!
- accumuleert!
- geaccumuleerd
- accumulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für accumuleren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
samla ihop | samenkomen | |
samla på hög | ophopen; stapelen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anhopa | accumuleren; hopen; opeenhopen | |
samla ihop | accumuleren; hopen; opeenhopen | bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; concentreren; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; samenbrengen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen |
samla på hög | accumuleren; hopen; opeenhopen | |
åstadkomma | accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen | bewerkstelligen; losmaken; realiseren; teweegbrengen; tot stand brengen; verwerkelijken; verwezenlijken; volvoeren; voor elkaar krijgen |
Wiktionary Übersetzungen für accumuleren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• accumuleren | → ackumelera | ↔ accumulate — to pile up |
• accumuleren | → ackumulera | ↔ accumulate — to grow in number |
• accumuleren | → kumulera | ↔ kumulieren — (an)häufen, summieren |
• accumuleren | → hopa; samla | ↔ accumuler — Accumuler |