Niederländisch
Detailübersetzungen für achterhouden (Niederländisch) ins Schwedisch
achterhouden:
-
achterhouden (verbergen; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen)
-
achterhouden (verbergen; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen)
-
achterhouden (geen afstand doen van; houden; inhouden)
-
achterhouden (reserveren; behouden; opzijleggen; terughouden)
-
achterhouden (verzwijgen; verhelen)
-
achterhouden (stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; gappen; achteroverdrukken; wegfutselen)
Konjugationen für achterhouden:
o.t.t.
- houd achter
- houdt achter
- houdt achter
- houden achter
- houden achter
- houden achter
o.v.t.
- hield achter
- hield achter
- hield achter
- hielden achter
- hielden achter
- hielden achter
v.t.t.
- heb achtergehouden
- hebt achtergehouden
- heeft achtergehouden
- hebben achtergehouden
- hebben achtergehouden
- hebben achtergehouden
v.v.t.
- had achtergehouden
- had achtergehouden
- had achtergehouden
- hadden achtergehouden
- hadden achtergehouden
- hadden achtergehouden
o.t.t.t.
- zal achterhouden
- zult achterhouden
- zal achterhouden
- zullen achterhouden
- zullen achterhouden
- zullen achterhouden
o.v.t.t.
- zou achterhouden
- zou achterhouden
- zou achterhouden
- zouden achterhouden
- zouden achterhouden
- zouden achterhouden
diversen
- houd achter!
- houdt achter!
- achtergehouden
- achterhoudende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze