Niederländisch
Detailübersetzungen für afvegen (Niederländisch) ins Schwedisch
afvegen:
Konjugationen für afvegen:
o.t.t.
- veeg af
- veegt af
- veegt af
- vegen af
- vegen af
- vegen af
o.v.t.
- veegde af
- veegde af
- veegde af
- veegden af
- veegden af
- veegden af
v.t.t.
- heb afgeveegd
- hebt afgeveegd
- heeft afgeveegd
- hebben afgeveegd
- hebben afgeveegd
- hebben afgeveegd
v.v.t.
- had afgeveegd
- had afgeveegd
- had afgeveegd
- hadden afgeveegd
- hadden afgeveegd
- hadden afgeveegd
o.t.t.t.
- zal afvegen
- zult afvegen
- zal afvegen
- zullen afvegen
- zullen afvegen
- zullen afvegen
o.v.t.t.
- zou afvegen
- zou afvegen
- zou afvegen
- zouden afvegen
- zouden afvegen
- zouden afvegen
diversen
- veeg af!
- veegt af!
- afgeveegd
- afvegende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afvegen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sopa bort | afvegen; vegen; wegvegen | wegpinken |
svepa bort | afvegen; vegen; wegvegen | wegpinken |
torka av | afvegen; afwissen | afdrogen; drogen; droogmaken |