Niederländisch
Detailübersetzungen für afzakken (Niederländisch) ins Schwedisch
afzakken:
Konjugationen für afzakken:
o.t.t.
- zak af
- zakt af
- zakt af
- zakken af
- zakken af
- zakken af
o.v.t.
- zakte af
- zakte af
- zakte af
- zakten af
- zakten af
- zakten af
v.t.t.
- ben afgezakt
- bent afgezakt
- is afgezakt
- zijn afgezakt
- zijn afgezakt
- zijn afgezakt
v.v.t.
- was afgezakt
- was afgezakt
- was afgezakt
- waren afgezakt
- waren afgezakt
- waren afgezakt
o.t.t.t.
- zal afzakken
- zult afzakken
- zal afzakken
- zullen afzakken
- zullen afzakken
- zullen afzakken
o.v.t.t.
- zou afzakken
- zou afzakken
- zou afzakken
- zouden afzakken
- zouden afzakken
- zouden afzakken
diversen
- zak af!
- zakt af!
- afgezakt
- afzakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afzakken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gå under | wegzakken | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gå nedförsbacke | afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken | |
gå under | afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken | omlaag gaan; onder water gaan; ondergaan; zinken |