Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. afziend:
  2. afzien:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afziend (Niederländisch) ins Schwedisch

afziend:

afziend Adjektiv

  1. afziend

Übersetzung Matrix für afziend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avsägande afziend
avsägandet afziend

afzien:

afzien Verb (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)

  1. afzien (afstand doen)
    överge; lämna; släppa
    • överge Verb (överger, övergav, övergivit)
    • lämna Verb (lämnar, lämnade, lämnat)
    • släppa Verb (släpper, släppte, släppt)

Konjugationen für afzien:

o.t.t.
  1. zie af
  2. ziet af
  3. ziet af
  4. zien af
  5. zien af
  6. zien af
o.v.t.
  1. zag af
  2. zag af
  3. zag af
  4. zagen af
  5. zagen af
  6. zagen af
v.t.t.
  1. heb afgezien
  2. hebt afgezien
  3. heeft afgezien
  4. hebben afgezien
  5. hebben afgezien
  6. hebben afgezien
v.v.t.
  1. had afgezien
  2. had afgezien
  3. had afgezien
  4. hadden afgezien
  5. hadden afgezien
  6. hadden afgezien
o.t.t.t.
  1. zal afzien
  2. zult afzien
  3. zal afzien
  4. zullen afzien
  5. zullen afzien
  6. zullen afzien
o.v.t.t.
  1. zou afzien
  2. zou afzien
  3. zou afzien
  4. zouden afzien
  5. zouden afzien
  6. zouden afzien
diversen
  1. zie af!
  2. ziet af!
  3. afgezien
  4. afziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afzien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lämna heengaan; vertrekken; weggaan
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lämna afstand doen; afzien aanleveren; afbreken; afleveren; bezorgen; brengen; eraf gaan; gaan; heengaan; leveren; opbreken; opstappen; overhandigen; toeleveren; vertrekken; weggaan; zich verwijderen
släppa afstand doen; afzien aan de dijk zetten; afdanken; afhelpen; afsmijten; afvloeien; afwerpen; afzien van rechtsvervolging; amnestie verlenen; bevrijden van; congé geven; detacheren; dumpen; eruit gooien; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten vallen; loshaken; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; niet vasthouden; op de markt brengen; scheiden; seponeren; uitgeven; van last bevrijden; van zijn positie verdrijven; verlossen; vrijlaten
överge afstand doen; afzien afschaffen; afstaan; ermee uitscheiden; in de steek laten; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; uitscheiden; verlaten
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
släppa versie

Wiktionary Übersetzungen für afzien:


Cross Translation:
FromToVia
afzien överlämna abandon — to relinquish a claim to property
afzien lämna ifrån sig give up — relinquish