Niederländisch
Detailübersetzungen für bederven (Niederländisch) ins Schwedisch
bederven:
-
bederven (vergaan; rotten; verrotten; wegrotten)
-
bederven (beschadigen; aantasten; aanvreten)
-
bederven (vergallen; verpesten; verknoeien)
-
bederven (verpesten; verknoeien; stukmaken; verklungelen; verzieken; verbroddelen; verknallen)
-
bederven (in de war sturen; ruïneren; verzieken; nekken)
Konjugationen für bederven:
o.t.t.
- bederf
- bederft
- bederft
- bederven
- bederven
- bederven
o.v.t.
- bedierf
- bedierf
- bedierf
- bedierven
- bedierven
- bedierven
v.t.t.
- ben bedorven
- bent bedorven
- is bedorven
- zijn bedorven
- zijn bedorven
- zijn bedorven
v.v.t.
- was bedorven
- was bedorven
- was bedorven
- waren bedorven
- waren bedorven
- waren bedorven
o.t.t.t.
- zal bederven
- zult bederven
- zal bederven
- zullen bederven
- zullen bederven
- zullen bederven
o.v.t.t.
- zou bederven
- zou bederven
- zou bederven
- zouden bederven
- zouden bederven
- zouden bederven
diversen
- bederf!
- bederft!
- bedorven
- bedervende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bederven (verrotten; ontbinding; vergaan; verwording; bederf)