Niederländisch
Detailübersetzungen für berijden (Niederländisch) ins Schwedisch
berijden:
-
berijden
Konjugationen für berijden:
o.t.t.
- berijd
- berijdt
- berijdt
- berijden
- berijden
- berijden
o.v.t.
- bereed
- bereed
- bereed
- bereden
- bereden
- bereden
v.t.t.
- heb bereden
- hebt bereden
- heeft bereden
- hebben bereden
- hebben bereden
- hebben bereden
v.v.t.
- had bereden
- had bereden
- had bereden
- hadden bereden
- hadden bereden
- hadden bereden
o.t.t.t.
- zal berijden
- zult berijden
- zal berijden
- zullen berijden
- zullen berijden
- zullen berijden
o.v.t.t.
- zou berijden
- zou berijden
- zou berijden
- zouden berijden
- zouden berijden
- zouden berijden
diversen
- berijd!
- berijdt!
- bereden
- berijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für berijden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
köra | autorijden; heenrit; rijden | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
köra | berijden | aan het stuur zitten; karren; rijden; sturen; transporteren; uitvoeren; vervoeren; zenden |