Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. buitengesloten:
  2. buitensluiten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für buitengesloten (Niederländisch) ins Schwedisch

buitengesloten:

buitengesloten Adjektiv

  1. buitengesloten
    utelåst

Übersetzung Matrix für buitengesloten:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utelåst buitengesloten

buitengesloten form of buitensluiten:

buitensluiten Verb (sluit buiten, sloot buiten, sloten buiten, buitengesloten)

  1. buitensluiten (uitsluiten)
    utesluta
    • utesluta Verb (uteslutar, uteslutade, uteslutat)

Konjugationen für buitensluiten:

o.t.t.
  1. sluit buiten
  2. sluit buiten
  3. sluit buiten
  4. sluiten buiten
  5. sluiten buiten
  6. sluiten buiten
o.v.t.
  1. sloot buiten
  2. sloot buiten
  3. sloot buiten
  4. sloten buiten
  5. sloten buiten
  6. sloten buiten
v.t.t.
  1. heb buitengesloten
  2. hebt buitengesloten
  3. heeft buitengesloten
  4. hebben buitengesloten
  5. hebben buitengesloten
  6. hebben buitengesloten
v.v.t.
  1. had buitengesloten
  2. had buitengesloten
  3. had buitengesloten
  4. hadden buitengesloten
  5. hadden buitengesloten
  6. hadden buitengesloten
o.t.t.t.
  1. zal buitensluiten
  2. zult buitensluiten
  3. zal buitensluiten
  4. zullen buitensluiten
  5. zullen buitensluiten
  6. zullen buitensluiten
o.v.t.t.
  1. zou buitensluiten
  2. zou buitensluiten
  3. zou buitensluiten
  4. zouden buitensluiten
  5. zouden buitensluiten
  6. zouden buitensluiten
en verder
  1. ben buitengesloten
  2. bent buitengesloten
  3. is buitengesloten
  4. zijn buitengesloten
  5. zijn buitengesloten
  6. zijn buitengesloten
diversen
  1. sluit buiten!
  2. sluit buiten!
  3. buitengesloten
  4. buitensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buitensluiten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utesluta buitensluiten; uitsluiten bannen; bezweren; schorsen; suspenderen; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; uitzonderen; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen; weglaten