Niederländisch
Detailübersetzungen für calqueren (Niederländisch) ins Schwedisch
calqueren:
-
calqueren
Konjugationen für calqueren:
o.t.t.
- calqueer
- calqueert
- calqueert
- calqueren
- calqueren
- calqueren
o.v.t.
- calqueerde
- calqueerde
- calqueerde
- calqueerden
- calqueerden
- calqueerden
v.t.t.
- heb gecalqueerd
- hebt gecalqueerd
- heeft gecalqueerd
- hebben gecalqueerd
- hebben gecalqueerd
- hebben gecalqueerd
v.v.t.
- had gecalqueerd
- had gecalqueerd
- had gecalqueerd
- hadden gecalqueerd
- hadden gecalqueerd
- hadden gecalqueerd
o.t.t.t.
- zal calqueren
- zult calqueren
- zal calqueren
- zullen calqueren
- zullen calqueren
- zullen calqueren
o.v.t.t.
- zou calqueren
- zou calqueren
- zou calqueren
- zouden calqueren
- zouden calqueren
- zouden calqueren
diversen
- calqueer!
- calqueert!
- gecalqueerd
- calquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für calqueren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
spåra | calqueren | bijhouden; checken; met pen overtekenen; nagaan; natrekken; overtrekken; traceren; verifiëren |