Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. civiliseren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für civiliseren (Niederländisch) ins Schwedisch

civiliseren:

civiliseren Verb (civiliseer, civiliseert, civiliseerde, civiliseerden, geciviliseerd)

  1. civiliseren (beschaven; cultiveren; ontwikkelen)
    odla; civilisera
    • odla Verb (odlar, odlade, odlat)
    • civilisera Verb (civiliserar, civiliserade, civiliserat)

Konjugationen für civiliseren:

o.t.t.
  1. civiliseer
  2. civiliseert
  3. civiliseert
  4. civiliseren
  5. civiliseren
  6. civiliseren
o.v.t.
  1. civiliseerde
  2. civiliseerde
  3. civiliseerde
  4. civiliseerden
  5. civiliseerden
  6. civiliseerden
v.t.t.
  1. ben geciviliseerd
  2. bent geciviliseerd
  3. is geciviliseerd
  4. zijn geciviliseerd
  5. zijn geciviliseerd
  6. zijn geciviliseerd
v.v.t.
  1. was geciviliseerd
  2. was geciviliseerd
  3. was geciviliseerd
  4. waren geciviliseerd
  5. waren geciviliseerd
  6. waren geciviliseerd
o.t.t.t.
  1. zal civiliseren
  2. zult civiliseren
  3. zal civiliseren
  4. zullen civiliseren
  5. zullen civiliseren
  6. zullen civiliseren
o.v.t.t.
  1. zou civiliseren
  2. zou civiliseren
  3. zou civiliseren
  4. zouden civiliseren
  5. zouden civiliseren
  6. zouden civiliseren
diversen
  1. civiliseer!
  2. civiliseert!
  3. geciviliseerd
  4. civiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für civiliseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
civilisera beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen
odla beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen aankweken; aanplanten; aardappelen poten; fokken; genereren; groeien; groot worden; kweken; ontginnen; opgroeien; opkweken; planten; poten; procreëren; telen; verbouwen; voor landbouw klaar maken; voortbrengen