Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. dichtrijgen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichtrijgen (Niederländisch) ins Schwedisch

dichtrijgen:

dichtrijgen Verb (rijg dicht, rijgt dicht, reeg dicht, regen dicht, dichtgeregen)

  1. dichtrijgen (rijgen; dichtsnoeren)
    svänga runt
    • svänga runt Verb (svänger runt, svängde runt, svängt runt)

Konjugationen für dichtrijgen:

o.t.t.
  1. rijg dicht
  2. rijgt dicht
  3. rijgt dicht
  4. rijgen dicht
  5. rijgen dicht
  6. rijgen dicht
o.v.t.
  1. reeg dicht
  2. reeg dicht
  3. reeg dicht
  4. regen dicht
  5. regen dicht
  6. regen dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgeregen
  2. hebt dichtgeregen
  3. heeft dichtgeregen
  4. hebben dichtgeregen
  5. hebben dichtgeregen
  6. hebben dichtgeregen
v.v.t.
  1. had dichtgeregen
  2. had dichtgeregen
  3. had dichtgeregen
  4. hadden dichtgeregen
  5. hadden dichtgeregen
  6. hadden dichtgeregen
o.t.t.t.
  1. zal dichtrijgen
  2. zult dichtrijgen
  3. zal dichtrijgen
  4. zullen dichtrijgen
  5. zullen dichtrijgen
  6. zullen dichtrijgen
o.v.t.t.
  1. zou dichtrijgen
  2. zou dichtrijgen
  3. zou dichtrijgen
  4. zouden dichtrijgen
  5. zouden dichtrijgen
  6. zouden dichtrijgen
en verder
  1. is dichtgeregen
  2. zijn dichtgeregen
diversen
  1. rijg dicht!
  2. rijgt dicht!
  3. dichtgeregen
  4. dichtrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichtrijgen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
svänga runt dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen draaien; kolken; omzwaaien; omzwenken; ronddraaien