Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. doorduwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doorduwen (Niederländisch) ins Schwedisch

doorduwen:

doorduwen Verb (duw door, duwt door, duwde door, duwden door, doorgeduwd)

  1. doorduwen
    gå på; tränga på
    • gå på Verb (går på, gick på, gått på)
    • tränga på Verb (tränger på, trängde på, trängt på)

Konjugationen für doorduwen:

o.t.t.
  1. duw door
  2. duwt door
  3. duwt door
  4. duwen door
  5. duwen door
  6. duwen door
o.v.t.
  1. duwde door
  2. duwde door
  3. duwde door
  4. duwden door
  5. duwden door
  6. duwden door
v.t.t.
  1. heb doorgeduwd
  2. hebt doorgeduwd
  3. heeft doorgeduwd
  4. hebben doorgeduwd
  5. hebben doorgeduwd
  6. hebben doorgeduwd
v.v.t.
  1. had doorgeduwd
  2. had doorgeduwd
  3. had doorgeduwd
  4. hadden doorgeduwd
  5. hadden doorgeduwd
  6. hadden doorgeduwd
o.t.t.t.
  1. zal doorduwen
  2. zult doorduwen
  3. zal doorduwen
  4. zullen doorduwen
  5. zullen doorduwen
  6. zullen doorduwen
o.v.t.t.
  1. zou doorduwen
  2. zou doorduwen
  3. zou doorduwen
  4. zouden doorduwen
  5. zouden doorduwen
  6. zouden doorduwen
en verder
  1. is doorgeduwd
  2. zijn doorgeduwd
diversen
  1. duw door!
  2. duwt door!
  3. doorgeduwd
  4. doorduwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorduwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gå på doorduwen belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen
tränga på doorduwen aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen