Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. futloos:


Niederländisch

Detailübersetzungen für futloos (Niederländisch) ins Schwedisch

futloos:

futloos Adjektiv

  1. futloos (slap; lusteloos; lamlendig; mat)
    lustlöst; avmattad; avmattat
  2. futloos (slap; lusteloos; energieloos; lamlendig; landerig)
    matt; slö; slött; slappt
  3. futloos (lamlendig)
    utan ande
  4. futloos (landerig; vervelend; lamlendig)

Übersetzung Matrix für futloos:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avmattad futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
avmattat futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
förkrossad futloos; lamlendig; landerig; vervelend
förkrossat futloos; lamlendig; landerig; vervelend diepbedroefd; zielsbedroefd
lustlöst futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
matt energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap bleekjes; lijzig; log; loom; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
slappt energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap kwabbig; laks; langzaam; lillend; sloom; traag
slö energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap bezadigd; dommelig; gezapig; langzaam; lijzig; lodderig; log; loom; slaperig; sloom; suffig; traag; versuft; zouteloos
slött energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap bezadigd; dommelig; druilerig; gezapig; kortzichtig; langzaam; lodderig; lui; miezerig; niets doend; ongenuanceerd; slaperig; sloom; stomp; suffig; traag; vadsig; versuft; werkschuw; zouteloos
utan ande futloos; lamlendig

Verwandte Wörter für "futloos":