Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. gekwetst:
  2. kwetsen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gekwetst (Niederländisch) ins Schwedisch

gekwetst:

gekwetst Adjektiv

  1. gekwetst (gegriefd)
  2. gekwetst (gewond)
    skadad; sårad
  3. gekwetst (gebelgd; verontwaardigd; misnoegd; verstoord)
    rasande; ond; upprörd; förargad

Übersetzung Matrix für gekwetst:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skadad geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
sårad geestelijk geraakte; gekwetste
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ond boosaardig; slecht
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förargad gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord gebeten; misnoegd; verstoord
förolämpad gegriefd; gekwetst beledigd
förolämpat gegriefd; gekwetst
ond gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord
rasande gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord erg boos; maniakaal; spinnijdig
skadad gekwetst; gewond beschadigd; gebarsten; kapot; stuk
stöttat gegriefd; gekwetst
sårad gekwetst; gewond aangeschoten; aangeslagen; gehavend; gepikeerd; getroffen; gewond; ontstemd
upprörd gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord geschokt; getroffen; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; van streek; verschrikt

Verwandte Wörter für "gekwetst":

  • gekwetstheid

Wiktionary Übersetzungen für gekwetst:


Cross Translation:
FromToVia
gekwetst skadad; sårad hurt — wounded, injured

gekwetst form of kwetsen:

kwetsen Verb (kwets, kwetst, kwetste, kwetsten, gekwetst)

  1. kwetsen (krenken)
    skada; slå; såra; göra illa
    • skada Verb (skadar, skadade, skadat)
    • slå Verb (slår, slog, slagit)
    • såra Verb (sårar, sårade, sårat)
    • göra illa Verb (gör illa, gjorde illa, gjort illa)
  2. kwetsen (grieven; pijn doen; krenken; zeer doen)
    såra; kränka
    • såra Verb (sårar, sårade, sårat)
    • kränka Verb (kränker, kränkte, kränkt)
  3. kwetsen (verwonden; blesseren; bezeren; schaden)
    skada; såra
    • skada Verb (skadar, skadade, skadat)
    • såra Verb (sårar, sårade, sårat)

Konjugationen für kwetsen:

o.t.t.
  1. kwets
  2. kwetst
  3. kwetst
  4. kwetsen
  5. kwetsen
  6. kwetsen
o.v.t.
  1. kwetste
  2. kwetste
  3. kwetste
  4. kwetsten
  5. kwetsten
  6. kwetsten
v.t.t.
  1. heb gekwetst
  2. hebt gekwetst
  3. heeft gekwetst
  4. hebben gekwetst
  5. hebben gekwetst
  6. hebben gekwetst
v.v.t.
  1. had gekwetst
  2. had gekwetst
  3. had gekwetst
  4. hadden gekwetst
  5. hadden gekwetst
  6. hadden gekwetst
o.t.t.t.
  1. zal kwetsen
  2. zult kwetsen
  3. zal kwetsen
  4. zullen kwetsen
  5. zullen kwetsen
  6. zullen kwetsen
o.v.t.t.
  1. zou kwetsen
  2. zou kwetsen
  3. zou kwetsen
  4. zouden kwetsen
  5. zouden kwetsen
  6. zouden kwetsen
en verder
  1. ben gekwetst
  2. bent gekwetst
  3. is gekwetst
  4. zijn gekwetst
  5. zijn gekwetst
  6. zijn gekwetst
diversen
  1. kwets!
  2. kwetst!
  3. gekwetst
  4. kwetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwetsen [het ~] Nomen

  1. het kwetsen (beschadigen)
    skada

Übersetzung Matrix für kwetsen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
göra illa pijn doen; zeer doen
skada beschadigen; kwetsen afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
göra illa krenken; kwetsen aandoen; benadelen; duperen; in elkaar slaan; knauwen; kwaad doen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen
kränka grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen kwaad doen; misdrijven
skada bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; deren; duperen; folteren; knauwen; kwellen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; zeer doen
slå krenken; kwetsen bonken; dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hameren; hard slaan; hengsten; maaien; meppen; rammen; slaan; timmeren; toeslaan
såra bezeren; blesseren; grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen beschadigen; schaden
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Wiktionary Übersetzungen für kwetsen:


Cross Translation:
FromToVia
kwetsen såra hurt — to cause physical pain and/or injury
kwetsen skada; såra wound — hurt or injure
kwetsen såra wound — hurt (someone's feelings)
kwetsen såra verletzen — jemanden physisch (auch lebensgefährlich oder tödlich) verwunden
kwetsen såra verletzen — jemanden psychische Wunden zufügen, kränken
kwetsen såra blesserfrapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture.
kwetsen knacka; banka; drabba; slå heurterentrer brusquement en contact.
kwetsen plåga vexer — Froisser