Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. gelieven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gelieven (Niederländisch) ins Schwedisch

gelieven:

gelieven Verb (gelief, gelieft, geliefde, geliefden, geliefd)

  1. gelieven (behagen; bevallen; plezieren; aanstaan)
    finna nöje i; tycka om; njuta av
    • finna nöje i Verb (finner nöje i, fann nöje i, funnit nöje i)
    • tycka om Verb (tycker om, tyckte om, tyckt om)
    • njuta av Verb (njuter av, njöt av, njutit av)

Konjugationen für gelieven:

o.t.t.
  1. gelief
  2. gelieft
  3. gelieft
  4. gelieven
  5. gelieven
  6. gelieven
o.v.t.
  1. geliefde
  2. geliefde
  3. geliefde
  4. geliefden
  5. geliefden
  6. geliefden
v.t.t.
  1. heb geliefd
  2. hebt geliefd
  3. heeft geliefd
  4. hebben geliefd
  5. hebben geliefd
  6. hebben geliefd
v.v.t.
  1. had geliefd
  2. had geliefd
  3. had geliefd
  4. hadden geliefd
  5. hadden geliefd
  6. hadden geliefd
o.t.t.t.
  1. zal gelieven
  2. zult gelieven
  3. zal gelieven
  4. zullen gelieven
  5. zullen gelieven
  6. zullen gelieven
o.v.t.t.
  1. zou gelieven
  2. zou gelieven
  3. zou gelieven
  4. zouden gelieven
  5. zouden gelieven
  6. zouden gelieven
en verder
  1. ben geliefd
  2. bent geliefd
  3. is geliefd
  4. zijn geliefd
  5. zijn geliefd
  6. zijn geliefd
diversen
  1. gelief!
  2. gelieft!
  3. gelieve
  4. geliefd
  5. gelievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gelieven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
finna nöje i aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren amuseren; genieten; genot hebben van
njuta av aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren amuseren; genieten; genieten van; genot hebben van
tycka om aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren amuseren; genieten; genieten van; genot hebben van; houden van; lekker vinden; lusten