Niederländisch
Detailübersetzungen für geraken (Niederländisch) ins Schwedisch
geraken:
-
geraken (belanden; terechtkomen; verzeilen)
-
geraken (terecht komen)
Konjugationen für geraken:
o.t.t.
- geraak
- geraakt
- geraakt
- geraken
- geraken
- geraken
o.v.t.
- geraakte
- geraakte
- geraakte
- geraakten
- geraakten
- geraakten
v.t.t.
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
v.v.t.
- was geraakt
- was geraakt
- was geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
o.t.t.t.
- zal geraken
- zult geraken
- zal geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
o.v.t.t.
- zou geraken
- zou geraken
- zou geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
diversen
- geraak!
- geraakt!
- geraakt
- gerakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für geraken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sluta | belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen | aankomen; afhaken; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; eindigen; ermee uitscheiden; eruitstappen; finishen; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; staken; stoppen; uitscheiden |
sluta vid | geraken; terecht komen | raken; terechtkomen; treffen |
upphöra | belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen | aflaten; ermee uitscheiden; ongeldig worden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden |