Niederländisch
Detailübersetzungen für indammen (Niederländisch) ins Schwedisch
indammen:
-
indammen (beperken; inkapselen; limiteren; inperken)
-
indammen (indijken)
Konjugationen für indammen:
o.t.t.
- dam in
- damt in
- damt in
- dammen in
- dammen in
- dammen in
o.v.t.
- damde in
- damde in
- damde in
- damden in
- damden in
- damden in
v.t.t.
- heb ingedamd
- hebt ingedamd
- heeft ingedamd
- hebben ingedamd
- hebben ingedamd
- hebben ingedamd
v.v.t.
- had ingedamd
- had ingedamd
- had ingedamd
- hadden ingedamd
- hadden ingedamd
- hadden ingedamd
o.t.t.t.
- zal indammen
- zult indammen
- zal indammen
- zullen indammen
- zullen indammen
- zullen indammen
o.v.t.t.
- zou indammen
- zou indammen
- zou indammen
- zouden indammen
- zouden indammen
- zouden indammen
en verder
- ben ingedamd
- bent ingedamd
- is ingedamd
- zijn ingedamd
- zijn ingedamd
- zijn ingedamd
diversen
- dam in!
- damt in!
- ingedamd
- indammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für indammen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dammning | afdammen; indammen; tegengaan | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
begränsa | beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren | afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; dempen; inperken; matigen; omlijnen; temperen; van grenzen voorzien; zich matigen |
indämma | indammen; indijken | |
inskränka | beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren | beknotten; beperken; dempen; inperken; matigen; temperen; zich matigen |