Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. lullen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lulden (Niederländisch) ins Schwedisch

lullen:

lullen Verb (lul, lult, lulde, lulden, geluld)

  1. lullen (kletspraat verkopen; zwammen; zwetsen; zeveren)
    tramsa; svamla; flamsa; prata smörja
    • tramsa Verb (tramsar, tramsade, tramsat)
    • svamla Verb (svamlar, svamlade, svamlat)
    • flamsa Verb (flamsar, flamsade, flamsat)
    • prata smörja Verb (pratar smörja, pratade smörja, pratat smörja)

Konjugationen für lullen:

o.t.t.
  1. lul
  2. lult
  3. lult
  4. lullen
  5. lullen
  6. lullen
o.v.t.
  1. lulde
  2. lulde
  3. lulde
  4. lulden
  5. lulden
  6. lulden
v.t.t.
  1. heb geluld
  2. hebt geluld
  3. heeft geluld
  4. hebben geluld
  5. hebben geluld
  6. hebben geluld
v.v.t.
  1. had geluld
  2. had geluld
  3. had geluld
  4. hadden geluld
  5. hadden geluld
  6. hadden geluld
o.t.t.t.
  1. zal lullen
  2. zult lullen
  3. zal lullen
  4. zullen lullen
  5. zullen lullen
  6. zullen lullen
o.v.t.t.
  1. zou lullen
  2. zou lullen
  3. zou lullen
  4. zouden lullen
  5. zouden lullen
  6. zouden lullen
diversen
  1. lul!
  2. lult!
  3. geluld
  4. lullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lullen [de ~] Nomen, Plural

  1. de lullen
    pittar; kukar

Übersetzung Matrix für lullen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kukar lullen
pittar lullen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flamsa kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
prata smörja kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
svamla kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
tramsa kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen

Verwandte Wörter für "lullen":