Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. omdoen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omdoen (Niederländisch) ins Schwedisch

omdoen:

omdoen Verb (doe om, doet om, deed om, deden om, omgedaan)

  1. omdoen
    öka; anlägga; låtsa; sätta på
    • öka Verb (ökar, ökade, ökat)
    • anlägga Verb (anlägger, anlade, anlagt)
    • låtsa Verb (låtsar, låtsade, låtsat)
    • sätta på Verb (sätter på, satte på, satt på)

Konjugationen für omdoen:

o.t.t.
  1. doe om
  2. doet om
  3. doet om
  4. doen om
  5. doen om
  6. doen om
o.v.t.
  1. deed om
  2. deed om
  3. deed om
  4. deden om
  5. deden om
  6. deden om
v.t.t.
  1. heb omgedaan
  2. hebt omgedaan
  3. heeft omgedaan
  4. hebben omgedaan
  5. hebben omgedaan
  6. hebben omgedaan
v.v.t.
  1. had omgedaan
  2. had omgedaan
  3. had omgedaan
  4. hadden omgedaan
  5. hadden omgedaan
  6. hadden omgedaan
o.t.t.t.
  1. zal omdoen
  2. zult omdoen
  3. zal omdoen
  4. zullen omdoen
  5. zullen omdoen
  6. zullen omdoen
o.v.t.t.
  1. zou omdoen
  2. zou omdoen
  3. zou omdoen
  4. zouden omdoen
  5. zouden omdoen
  6. zouden omdoen
diversen
  1. doe om!
  2. doet om!
  3. omgedaan
  4. omdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omdoen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anlägga omdoen plaatsen; situeren; zich afspelen
låtsa omdoen doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
sätta på omdoen ontsluiten; opendraaien; openen; voorbinden; voordoen
öka omdoen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; de hoogte ingaan; erbij voegen; escaleren; gaan staan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstaan; opzetten; stijgen; toenemen; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen

Verwandte Übersetzungen für omdoen