Niederländisch
Detailübersetzungen für omschudden (Niederländisch) ins Schwedisch
omschudden:
-
omschudden
Konjugationen für omschudden:
o.t.t.
- schud om
- schudt om
- schudt om
- schudden om
- schudden om
- schudden om
o.v.t.
- schudde om
- schudde om
- schudde om
- schudden om
- schudden om
- schudden om
v.t.t.
- heb omgeschud
- hebt omgeschud
- heeft omgeschud
- hebben omgeschud
- hebben omgeschud
- hebben omgeschud
v.v.t.
- had omgeschud
- had omgeschud
- had omgeschud
- hadden omgeschud
- hadden omgeschud
- hadden omgeschud
o.t.t.t.
- zal omschudden
- zult omschudden
- zal omschudden
- zullen omschudden
- zullen omschudden
- zullen omschudden
o.v.t.t.
- zou omschudden
- zou omschudden
- zou omschudden
- zouden omschudden
- zouden omschudden
- zouden omschudden
en verder
- ben omgeschud
- bent omgeschud
- is omgeschud
- zijn omgeschud
- zijn omgeschud
- zijn omgeschud
diversen
- schud om!
- schudt om!
- omgeschud
- omschuddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omschudden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skaka | omschudden | beven; bibberen; griezelen; gruwen; heen en weer bewegen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; schudden; sidderen; stuiptrekken; trillen; vibreren |