Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. prikken in:
  2. inprikken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für prikken in (Niederländisch) ins Schwedisch

prikken in:

prikken in Verb (prik in, prikt in, prikte in, prikten in, geprikt in)

  1. prikken in
    sticka; picka; sticka med vasst föremål
    • sticka Verb (sticker, stack, stuckit)
    • picka Verb (pickar, pickade, pickat)
    • sticka med vasst föremål Verb (sticker med vasst föremål, stack med vasst föremål, stuckit med vasst föremål)

Konjugationen für prikken in:

o.t.t.
  1. prik in
  2. prikt in
  3. prikt in
  4. prikken in
  5. prikken in
  6. prikken in
o.v.t.
  1. prikte in
  2. prikte in
  3. prikte in
  4. prikten in
  5. prikten in
  6. prikten in
v.t.t.
  1. heb geprikt in
  2. hebt geprikt in
  3. heeft geprikt in
  4. hebben geprikt in
  5. hebben geprikt in
  6. hebben geprikt in
v.v.t.
  1. had geprikt in
  2. had geprikt in
  3. had geprikt in
  4. hadden geprikt in
  5. hadden geprikt in
  6. hadden geprikt in
o.t.t.t.
  1. zal prikken in
  2. zult prikken in
  3. zal prikken in
  4. zullen prikken in
  5. zullen prikken in
  6. zullen prikken in
o.v.t.t.
  1. zou prikken in
  2. zou prikken in
  3. zou prikken in
  4. zouden prikken in
  5. zouden prikken in
  6. zouden prikken in
diversen
  1. prik in!
  2. prikt in!
  3. geprikt in
  4. prikkend in
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für prikken in:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
picka prikken in
sticka prikken in aftroeven; breien; doorprikken; een por geven; klitten; openprikken; opkrassen; overtroeven; porren; prikken; samenplakken; steken; steken geven; stoten; voorsnijden
sticka med vasst föremål prikken in

inprikken:

inprikken Verb (prik in, prikt in, prikte in, prikten in, ingeprikt)

  1. inprikken
    sticka in
    • sticka in Verb (sticker in, stack in, stuckit in)

Konjugationen für inprikken:

o.t.t.
  1. prik in
  2. prikt in
  3. prikt in
  4. prikken in
  5. prikken in
  6. prikken in
o.v.t.
  1. prikte in
  2. prikte in
  3. prikte in
  4. prikten in
  5. prikten in
  6. prikten in
v.t.t.
  1. heb ingeprikt
  2. hebt ingeprikt
  3. heeft ingeprikt
  4. hebben ingeprikt
  5. hebben ingeprikt
  6. hebben ingeprikt
v.v.t.
  1. had ingeprikt
  2. had ingeprikt
  3. had ingeprikt
  4. hadden ingeprikt
  5. hadden ingeprikt
  6. hadden ingeprikt
o.t.t.t.
  1. zal inprikken
  2. zult inprikken
  3. zal inprikken
  4. zullen inprikken
  5. zullen inprikken
  6. zullen inprikken
o.v.t.t.
  1. zou inprikken
  2. zou inprikken
  3. zou inprikken
  4. zouden inprikken
  5. zouden inprikken
  6. zouden inprikken
en verder
  1. is ingeprikt
diversen
  1. prik in!
  2. prikt in!
  3. ingeprikt
  4. inprikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inprikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sticka in inprikken inplakken

Verwandte Übersetzungen für prikken in