Niederländisch
Detailübersetzungen für saneren (Niederländisch) ins Schwedisch
saneren:
-
saneren
Konjugationen für saneren:
o.t.t.
- saneer
- saneert
- saneert
- saneren
- saneren
- saneren
o.v.t.
- saneerde
- saneerde
- saneerde
- saneerden
- saneerden
- saneerden
v.t.t.
- heb gesaneerd
- hebt gesaneerd
- heeft gesaneerd
- hebben gesaneerd
- hebben gesaneerd
- hebben gesaneerd
v.v.t.
- had gesaneerd
- had gesaneerd
- had gesaneerd
- hadden gesaneerd
- hadden gesaneerd
- hadden gesaneerd
o.t.t.t.
- zal saneren
- zult saneren
- zal saneren
- zullen saneren
- zullen saneren
- zullen saneren
o.v.t.t.
- zou saneren
- zou saneren
- zou saneren
- zouden saneren
- zouden saneren
- zouden saneren
en verder
- ben gesaneerd
- bent gesaneerd
- is gesaneerd
- zijn gesaneerd
- zijn gesaneerd
- zijn gesaneerd
diversen
- saneer!
- saneert!
- gesaneerd
- sanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
saneren (gezondmaking; sanering)
Übersetzung Matrix für saneren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
läkande | gezondmaking; saneren; sanering | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sanera | saneren | opknappen; renoveren |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
läkande | geneeskrachtig |