Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. smalen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für smalen (Niederländisch) ins Schwedisch

smalen:

smalen Verb (smaal, smaalt, smaalde, smaalden, gesmaald)

  1. smalen (smaden)
    håna; smäda; skymfa
    • håna Verb (hånar, hånade, hånat)
    • smäda Verb (smädar, smädade, smädat)
    • skymfa Verb (skymfar, skymfade, skymfat)

Konjugationen für smalen:

o.t.t.
  1. smaal
  2. smaalt
  3. smaalt
  4. smalen
  5. smalen
  6. smalen
o.v.t.
  1. smaalde
  2. smaalde
  3. smaalde
  4. smaalden
  5. smaalden
  6. smaalden
v.t.t.
  1. heb gesmaald
  2. hebt gesmaald
  3. heeft gesmaald
  4. hebben gesmaald
  5. hebben gesmaald
  6. hebben gesmaald
v.v.t.
  1. had gesmaald
  2. had gesmaald
  3. had gesmaald
  4. hadden gesmaald
  5. hadden gesmaald
  6. hadden gesmaald
o.t.t.t.
  1. zal smalen
  2. zult smalen
  3. zal smalen
  4. zullen smalen
  5. zullen smalen
  6. zullen smalen
o.v.t.t.
  1. zou smalen
  2. zou smalen
  3. zou smalen
  4. zouden smalen
  5. zouden smalen
  6. zouden smalen
en verder
  1. ben gesmaald
  2. bent gesmaald
  3. is gesmaald
  4. zijn gesmaald
  5. zijn gesmaald
  6. zijn gesmaald
diversen
  1. smaal!
  2. smaalt!
  3. gesmaald
  4. smalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für smalen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
håna schimpscheut
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
håna smaden; smalen afgeven op; beschimpen; bespotten; laten passeren; schamperen; uitschelden; versmaden
skymfa smaden; smalen beschimpen; uitschelden; voor het hoofd stoten
smäda smaden; smalen afgeven op; beschimpen; zwart kleuren; zwartmaken