Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. stokebranden:
  2. stokebrand:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für stokebranden (Niederländisch) ins Schwedisch

stokebranden:

stokebranden [de ~] Nomen, Plural

  1. de stokebranden
    uppviglare; orosstiftare

Übersetzung Matrix für stokebranden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
orosstiftare stokebranden agitator; druktemaker; herrieschopper; intrigant; oproerkraaier; opruier; opstoker; rustverstoorder; stokebrand; stoker; zenuwlijder
uppviglare stokebranden agitator; gebroed; gespuis; herrieschopper; intrigant; oproerkraaier; opruier; opstoker; provocateur; rustverstoorder; stokebrand; stoker

Verwandte Wörter für "stokebranden":


stokebrand:

stokebrand [de ~ (m)] Nomen

  1. de stokebrand (agitator; opruier; intrigant; opstoker; stoker)
    rebell; provokatör; uppviglare; hetsare; orosstiftare
  2. de stokebrand (oproerkraaier; herrieschopper; rustverstoorder)
    agitator; uppviglare; orosstiftare
  3. de stokebrand (heethoofd; driftkikker; driftkop)

Übersetzung Matrix für stokebrand:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agitator herrieschopper; oproerkraaier; rustverstoorder; stokebrand oproerkraaister; provocateur
hethuvud driftkikker; driftkop; heethoofd; stokebrand
hetsare agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker treiter
orosstiftare agitator; herrieschopper; intrigant; oproerkraaier; opruier; opstoker; rustverstoorder; stokebrand; stoker druktemaker; herrieschopper; stokebranden; zenuwlijder
provokatör agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker
rebell agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker opstandeling; opstandelinge; rebel; rebelle
uppviglare agitator; herrieschopper; intrigant; oproerkraaier; opruier; opstoker; rustverstoorder; stokebrand; stoker gebroed; gespuis; provocateur; stokebranden

Verwandte Wörter für "stokebrand":


Wiktionary Übersetzungen für stokebrand:


Cross Translation:
FromToVia
stokebrand orostifare; uppviglare agitateur — Celui qui agiter une assemblée, une foule, en vue d’y causer du trouble.